Op aanraden van Antonio en Cristina van B & B La Riviera komen we terecht in B & B Il Principe in het dorpje Muro Leccese. 3 Kilometer van Maglie, de eigenares komt ons ophalen van het station. Maglie staat niet in ons toeristenboekje, en we zien waarom: lelijke stad zonder sfeer. Maria Grazia is dolenthousiast over Muro Leccese, dat het zo’n prachtig dorp is en zo. Als we aankomen valt dat nogal tegen. Er is een dorpsplein met twee kerken tegenover elkaar, met een paar oude mannetjes die staan. We lopen naar de rand van het dorp en komen bij een klooster, gebouwd in de typische stijl die je overal in de provincie Lecce ziet. Ernaast ligt een enorm kerkhof met indrukwekkende mausolea en familiegraven, een een hele hoop van die muren waar urnen worden bewaard. Verderop is een park met een kerk erin en een paar hangjongeren.


Ik voel me schuldig tegenover die lieve Maria Grazia dat we eigenlijk meteen wegwillen, maar we komen erachter dat we fietsen kunnen huren (hebben we in Gallipoli ook gedaan, veel gefietst langs de kust ten noorden en zuiden van Gallipoli), dus besluiten dat de volgende dag te doen. De fiestenverhuurder zit in een autogarage, geen fiets te zien. De garagist brengt me naar een andere garage, aan de overkant, en de man aldaar belt op zijn mobiel als ik vraag of we fietsen kunnen huren.
“Over tien minuten is il presidente hier”, zegt hij. Met hem moet ik het verder regelen. Ik krijg een beetje buikpijn.
Il presidente komt tien minuten later aan in zijn fiat en zegt ons mee te komen in de auto. Hij brengt ons naar een pand een meter of 500 verderop, waar een twintigtal schitterende mountainbikes staan. De buikpijn verdwijnt enigszins.
Ik vraag wat het kost, en hij zegt tien euro voor drie uur. Maar we willen ze de hele dag. Waar we dan wel naartoe willen. Gewoon, fietsen, misschien naar Otranto, aan de Adriatische kust. De man begint te lachen. Otranto? Maar dat is vijftien kilometer van Muro vandaan, dat kan toch niet? Ik zeg dat we er de dag ervoor zo’n 45 gefietst hebben, en zijn ogen rollen bijna uit zijn kassen. Dit is il presidente van de plaatselijke toeristische vereniging die ook fietstochten organiseert, trotse bezitter van een batterij mountainbikes waar je volgens mij een wereldkampioenschap mee kunt rijden. Ik vraag voor de zekerheid of Otranto echt vijftien kilometer ver is, niet 150. Nee nee, vijftien, niet meer dan dat.
Wat is dan de prijs voor de hele dag? “Oferta libera“, zegt hij. Ik stel twintig euro voor, hij vindt het goed. De tweede garagist, die inmiddels ook is aangekomen, op een brommer, lacht blij. Of we nog een gids nodig hebben. Nee nee, zegt il presidente, een gids gaat echt geen 15 kilometer meefietsen hoor. Laat die gekke buitenlanders maar fietsen. Dat van die gekke buitenlanders zegt hij niet echt, maar zo kijkt hij er wel bij.